Katachtige ogen, natuurlijk door die kenmerkende eyeliners van haar geaccentueerd, helpen Jutta Leerdam extra om er als een schaatsend roofdier uit te zien. Maar als je goed en met wat fantasie naar de ritten kijkt die ze deze winter – en eigenlijk de afgelopen drie seizoenen – op het ijs aflevert, ontdek je dat ze ook een luipaard is. Een akelig snel en doeltreffend luipaard. Zo meedogenloos als de voorbije maanden is ze echter niet eerder geweest. Het wordt nóg erger, als je ’s-Gravenzandse Jutta (24) hoort praten nadat ze de voornaamste missie van 2022-2023, die wereldtitel op de dubbele sprint, in een feestend Thialf tot een prachtig einde heeft gebracht.
Zoals er geen twijfel meer kan zijn over de exceptionele kwaliteiten van de Amerikaanse tiener Jordan Stolz, zo zal ieder weldenkend mens op deze planeet beseffen dat het nog een dolle boel gaat worden met Leerdam. Ze wil nog zo achterlijk veel bereiken in haar schaatscarrière die bij lange na niet op de helft is; een jaar geleden dacht je bij jezelf ja, prima meissie, al die doelen, we zullen het eerst eens aankijken. Intussen is het merk Leerdam een soort Zwitsers uurwerk: je kunt de klok erop gelijkzetten dat ze doet wat ze denkt, al gaat het kennelijk nog weleens gepaard met zenuwen, twijfels en noem maar op.
Niet dat je daar iets van merkt op de baan. Op haar lange stelten laat ze de messen van haar schaatsen de bevroren ondergrond geselen. De klappen zijn vrijwel allemaal raak en de snelheid die ze zo ontwikkelt is bij tijd en wijle duizelingwekkend. Wanneer ze racet, is er niets dat haar hindert of blokkeert. Het enige dat telt is hetgeen er in haar hoofd rond dwarrelt. Scoren, winnen, dat soort begrippen die een topsporter voortjagen.
Oh ja, en druk, bij Leerdam althans. “Die is niet normaal, zo groot. Van de buitenwereld, en van mezelf. Ik kon het natuurlijk niet laten gebeuren dat ik, na alle duizend meters van dit jaar te hebben gewonnen, vandaag het hier zou laten liggen. Eigenlijk kon het ook niet, want mijn vorm was goed genoeg om te winnen. Nee, ik moet het zo zeggen: ik was goed genoeg om te winnen. Maar dan moet je het wel eventjes doen, met al die mensen om je heen die onophoudelijk bezig zijn met mijn resultaat. Ik voelde dat hoor, hoe iedereen de focus op mij had gericht.”
No problem. Twee rondjes foutloos doorrammen en de buit is op zak. Simpel toch? Zo lijkt het wel. Leerdam heeft er een weergaloze show van gemaakt. De franje zit ’m niet in een baanrecord – daar zijn dit weekend de omstandigheden in het dampende ijspaleis niet naar – wél in het giga-gat dat ze heeft geslagen ten opzichte van de meiden die net zo hard hun best hebben gedaan, maar fysiologisch simpelweg niet aan haar kunnen tippen.
De cijfers, kil als de meedogenloosheid waarmee ze rond flitst, vertellen het verhaal van pure dominantie. 1.13,03. Dat is 1,23 seconde beter dan de tijd van ploeggenote Antoinette Rijpma-de Jong, die niettemin trots kan zijn op haar prestatie. Miho Takagi, een jaar terug gekroond tot de olympisch kampioene, heeft 1,34 toegegeven. Jutta: “Het is een mooie revanche na het Winterspelenjaar. Ook dat ik het op het juiste moment doe.”
Ze ratelt door, als in een race. Geen tel heeft ze gedacht er een jaar van te maken zoals velen laten gebeuren, een campagne die maar zo-zo verloopt, zonder noemenswaardige uitslagen. Nee, Leerdam benadert het anders. “Dit moest een seizoen worden waarin ik meteen mijn standaard wilde verlengen. Voor mezelf, hè”, voegt ze er met nadruk achteraan. “Ik ben sterker geworden. Ik rijd 1.13,0, bij omstandigheden die niet ideaal zijn.”
Ze lacht. Een moment van ontspanning in de tsunami van woorden die ze als het ware allemaal kwijt wil uit het hoofd dat altijd ‘aan’ staat. “Wat een seizoen, wat een seizoen! Ik heb elk weekend kunnen presteren. Wat er ook aan de hand was of hoe ik me ook voelde, ik won steeds. Dat is voor mij de bevestiging dat het niet altijd perfect hoeft te zijn. Je kunt evengoed op tachtig procent winnen. Als je mentaal in je hoofd maar vrij bent.”
De uitslag van de 1000 meter staat hier.